top of page

HET VERHAAL

"Jan de Wever" vindt het leven zo gek niet.

 

Een romantisch bedrijfje

"Let asteblief nie op de spinnenwebben en val nie over de todden", vertelde Jan de Wever me, nadat ik hem had gevraagd eens een kijkje te mogen nemen in zijn privé-weverij, "Dè 't er achter nie zo proper uitzie, is de schuld van de heren". Met die "heren" bedoelde Jan Smits -dat is zijn echte naam- de leden van een of andere antieke commissie, die hem indertijd hebben verzocht zijn romantisch bedrijfje helemaal in stand te houden, zelfs de kleinste spinnenweb moest blijven hangen. Daar heeft de drieënzeventig-jarige wever helemaal geen bezwaar tegen.

Hij vindt het allemaal wel leuk, alleen schaamt hij zich een beetje om de rommel.

Een bezoekje aan het merkwaardig bedrijfje van deze oudste wever van Helmond is een belevenis op zichzelf. Gastvrij laat hij belangstellenden binnen "snuffelen" rond z'n oude weefstoel. Wellicht een der oudste weefgetouwen van Nederland.

Jan heeft zijn "weefsporen" dubbel en dwars verdiend. Zowel thuis als bij zijn vroegere werkgever. Niet zo heel lang geleden ontving hij zijn Pauselijke onderscheiding voor Goede Diensten. De bronzen medaille van Oranje Nassau was toen reeds in zijn bezit.

Ik ben dus ook eens binnengestapt in dat oude, gammele keetje achter zijn woning in de Derde Haagstraat te Helmond, en laat ik het u eerlijk vertellen, er ging -met de scheefgezakte krakende deur- een wereld voor mij open. Een typisch weverswereldje, waarin Jan de Wever zijn oude dag doorbrengt: een wereldje van kleurrijk garen en oude getouwen, van schietspoelen, spinnenwebben en een tuitlamp.

Aan de linkerkant, onder de vettige ruitjes van het muffe hokje, staat de oude zwaar houten weefstoel -misschien wel meer dan 300 jaar oud volgens Jan- bespannen met blauw-geruit handdoekenstof, eerste klas materiaal. En daarachter, in een duister hoekje, de garenmolen, waarop Jan zelf nog het garen spant, moederziel alleen.

Er warrelt een beetje stof van de eiken balken, als Jan achter zijn ”machien” klautert en begint te weven. Met krachtige, kletterende slagen gooit hij de schietspoel langs de uitgesleten glijbaan. Djik en djak, links. rechts, links, rechts en de kruisspinnen schudden in hun web.

 

Een arme wever

Jan kent het klappen van de zweep. Met zijn elf jaar had hij het handweversvak al onder de knie Toen hij zestien was trad hij in dienst bij Raymakers' textielfabriek aan de Kanaaldijk. Het weversvak werd in die dagen nog door velen miskend, “het is maar ne wever", zei men vroeger, een gezegde waaraan Jan de Wever "gloeiend de pest" heeft.

Toch vond Jan die tijd de mooiste van zijn leven. "Toen kon je tenminste voor een paar centen nog iets kopen" zegt hij, maar als je vandaag de dag voor een knaak iets gekocht hebt, zit het er dik in dat je het niet meer kunt vinden als je thuis komt, zo'n bietje". Nee nee, dan vroeger. Als de mensen toen een boterham "voor de kiepen gooiden" zat er meestal spek of ander vlees op. "Moet je nu eens kijken, sjem, stroop of sekladehagel, in ieder geval zuuttigheid".

Jan heeft zich in zijn weversloopbaan heel wat vrienden gemaakt. Bij Raymakers bijvoorbeeld zal men hem nooit vergeten. Ongeveer twintig jaar geleden heeft hij voor die fabriek zelfs nog een belang rijke uitvinding gedaan. Het handdoekenstof werd toen nooit op maat gemaakt, het was altijd te breed of te smal. Mijnheer Rudolf Raymakers legde het probleem aan Jan de Wever voor en deze beIoofde het eens te zullen "bekijken". En in de kermis week van dat jaar had hij er iets op gevonden. Hij kroop thuis in een hoekje en sloeg verwoed aan het experimenteren. Voor luttele centjes construeerde hij een soort automaatje, dat aan de machine op de fabriek werd bevestigd. "En het was zo”, zegt hij, "als er iets mis ging sloeg het grote machien eigens af".

 

Deugdelijk spul

Onlangs is nog eens gebleken, dat Jan de Wever deugdelijk spul maakt op zijn oude getouw. Achttien jaar geleden nam een "durske" dat vlak voor trouwen stond Jan in de arm, want er moesten handdoeken komen en nieuwe waren zo duur. Jan knikte stug, kroop enkele uren tussen zijn spinnetjes en fabriekte twee dozijn handdoeken "om te jatten". Kort geleden kwam het jufke (inmiddels al een hele juf) bij Jan terug met de vraag of hij niet nóg eens een paar handdoeken kon maken, want "ze begonnen een tikkeltje te verslijten……

Jan de Wever heeft al verschillende keren een aanbod voor vast werk gekregen, maar daar trapt de oude weefbaas niet in. "Ik geef m'n spulletjes aan wie ik zelf wil", vertelde hij me.

 

Vitale geliefden

Mevrouw Smits loopt zo langzaam aan ook al tegen de tachtig, maar ik heb gezien, dat ze nog best vooruit kan. In een schemerig "huukske" van het gezellig huiskamertje vertrouwde zij me toe, dat ze -toen ze vrijde- nog nooit van het weversvak had gehoord. "Ik wist niet eens wat een getouw was" zei ze mij.

Een gruwelijke hekel heeft moeke Smits aan de naam "Jan de Wever".

Ze vindt dat haar man die naam niet "stû". Jan zelf vindt het allemaal wel best. Hij gaat van het standpunt uit, dat zijn bijnaam nog altijd beter klinkt als "Jan de skoep" of zoiets dergelijks.

Ondanks, of misschien dankzij de hoge leeftijd van Jan en zijn vrouw is het tussen hen nog behoorlijk "wit". Het is "zogezeid" een paar vitale geliefden, die in de schemering nog knusjes kunnen gaan zitten keuvelen over die goeie ouwe tijd. In die gezellige uren vergeet Jan soms zijn getouwen zijn spinnen. Dan piekert hij niet over handdoekpatroontjes en schietspoelen. Nee, dan houdt hij zich toch nog liever bij zijn vrouwke en een "goei bakske leut". En dan vindt hij het leven zo gek nog nie.

​

Uit Oost-Brabants dagblad, Allerhande, Stad en ommeland door Joep Janszoon

 

* Jan de Wever ijverig in "functie" in het weverijtje achter zijn woning. Zoals altijd: met pijp en zonder jas.

* Jan rust "efkes". Niet omdat hij moe is, maar om onze totograaf te gerieven.

​

Jan de Wever

tik hier de tekst

bottom of page