top of page

Verhaal over Jan Smits uit het Brabant Dagblad Allerhand 

Een arme wever

Jan kent het klappen van de zweep. Met zijn elf jaar had hij het handweversvak al onder de knie Toen hij zestien was trad hij in dienst bij Raymakers' textielfabriek aan de Kanaaldijk. Het weversvak werd in die dagen nog door velen miskend, “het is maar ne wever", zei men vroeger, een gezegde waaraan Jan de Wever "gloeiend de pest" heeft.

Toch vond Jan die tijd de mooiste van zijn leven. "Toen kon je tenminste voor een paar centen nog iets kopen" zegt hij, maar als je vandaag de dag voor een knaak iets gekocht hebt, zit het er dik in dat je het niet meer kunt vinden als je thuis komt, zo'n bietje". Nee nee, dan vroeger. Als de mensen toen een boterham "voor de kiepen gooiden" zat er meestal spek of ander vlees op. "Moet je nu eens kijken, sjem, stroop of sekladehagel, in ieder geval zuuttigheid".

Jan heeft zich in zijn weversloopbaan heel wat vrienden gemaakt. Bij Raymakers bijvoorbeeld zal men hem nooit vergeten. Ongeveer twintig jaar geleden heeft hij voor die fabriek zelfs nog een belang rijke uitvinding gedaan. Het handdoekenstof werd toen nooit op maat gemaakt, het was altijd te breed of te smal. Mijnheer Rudolf Raymakers legde het probleem aan Jan de Wever voor en deze beIoofde het eens te zullen "bekijken". En in de kermis week van dat jaar had hij er iets op gevonden. Hij kroop thuis in een hoekje en sloeg verwoed aan het experimenteren. Voor luttele centjes construeerde hij een soort automaatje, dat aan de machine op de fabriek werd bevestigd. "En het was zo”, zegt hij, "als er iets mis ging sloeg het grote machien eigens af".

bottom of page